Reflectie op geschreven taal
Referentieniveau Lezen: Fictieteksten - Taakuitvoering (begrijpen)
Herkent basale structuurelementen, zoals wisselingen van tijd en plaats, rijm en versvorm.
Kan meeleven met een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.
Kan gedichten en verhaalfragmenten parafraseren of samenvatten.
+ Herkent het genre.
Herkent letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Kan situaties en verwikkelingen in de tekst beschrijven.
Kan het denken, voelen en handelen van personages beschrijven.
Kan de ontwikkeling van de hoofdpersoon beschrijven.
Kan de geschiedenis chronologisch navertellen.
Leerlijn Reflectie op geschreven taal
Hoe vaardiger kinderen worden in lezen, hoe sneller ze begrijpen dat niet alle teksten hetzelfde zijn. Al in de middenbouw ervaren kinderen dat teksten verschillende doelen kunnen hebben: om een verhaal te vertellen, iets uit te leggen of reclame te maken bijvoorbeeld. Ze leren de globale structuur van deze tekstsoorten kennen en in het dagelijks leven herkennen. Voor verhalende teksten geldt dat kinderen inzicht moeten krijgen in de globale opbouw van een verhaal: een situatieschets (personen, tijd en plaats) en episode (probleem en ontknoping).
Tussendoelen Reflectie op geschreven taal
De leerlingen:
- weten dat uiteenlopende tekstgenres verschillende functies hebben
- hebben zicht op de processen van schriftelijk taalgebruik
- maken onderscheid tussen woordsoorten
- kennen de afgrenzing van een zin
- kennen de globale structuur van verhalen en informatieve teksten.
- Volledige tekst Leerlijn en tussendoelen (pdf, 271 Kb)
Reflectie op geschreven taal stimuleren in de praktijk
Praten over boeken
Praat met de kinderen in een klein groepje over boeken, zodat alle kinderen in korte tijd aan het woord komen. Maak groepjes van vier kinderen. Elk kind heeft een boek voor zich waarin het de afgelopen 20 minuten gelezen heeft. Stel de kookwekker in op 2 minuten. Om de beurt vertellen de kinderen elkaar over het boek aan de hand van een aantal vooraf gestelde punten. Als de wekker gaat, is de volgen¬de aan de beurt.
Lezersstoel
Introduceer in de klas een bijzondere stoel, de zogenaamde 'lezersstoel'. Een aantal kinderen mag na elkaar plaatsnemen op de lezers¬stoel en iets vertellen over een boek dat ze gelezen hebben. Praat met de kinderen over het soort boek, de schrijver en de inhoud. Geef kinderen de gelegenheid om hun mening over het boek te geven en een stukje voor te lezen. Na afloop stellen de andere kinderen vragen. Stimuleer kinderen om plaats te nemen op de lezersstoel, maar dwing ze niet.