Fictieteksten, groep 1-3
Kinderen die starten op de basisschool, hebben meestal al enige kennis van geschreven taal. Door het voorlezen en zelf bekijken van prentenboeken, leren ze in de onderbouw boeken hanteren en de taal in boeken begrijpen. Ze ontdekken dat geschreven taal een functie heeft en zien in dat woorden uit klanken bestaan en letters deze klanken weergeven. Een belangrijke stap is de overeenkomst zien tussen klanken en letters, de basis voor lezen. Door hen in aanraking te brengen met prentenboeken, versjes en verhalen, leren ze dat teksten niet alleen leuk, leerzaam en handig kunnen zijn, maar ook spannend, verdrietig of vol humor. Dit inzicht hebben ze nodig om uit te groeien tot gemotiveerde lezers.
Referentieniveau Lezen: Fictieteksten - Algemene beschrijving en tekstkenmerken
1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan jeugdliteratuur met een eenvoudige structuur belevend lezen. Spannende of dramatische gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op.
Kan jeugdliteratuur met een eenvoudige structuur belevend lezen. Spannende of dramatische gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op.
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
+ adolescentenliteratuur. De verhaalstructuur is helder, de spanning in de dramatische lijn wordt onderbroken door gedachten en beschrijvingen. Poëzie en liedjes hebben bij voorkeur een verhalende inhoud en emotionele lading.
+ adolescentenliteratuur. De verhaalstructuur is helder, de spanning in de dramatische lijn wordt onderbroken door gedachten en beschrijvingen. Poëzie en liedjes hebben bij voorkeur een verhalende inhoud en emotionele lading.