Vertellen en presenteren
Referentieniveau Mondelinge taalvaardigheid: Spreken - Algemene beschrijving en taken
- Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school.
- Kan alledaagse aspecten beschrijven, zoals mensen, plaatsen en zaken.
Kan verslag uitbrengen van gebeurtenissen, activiteiten en persoonlijke ervaringen.
Kan een kort, voorbereid verhaal of presentatie houden en daarbij op eenvoudige vragen reageren.
- Kan redelijk vloeiend en helder ervaringen, gebeurtenissen, meningen, verwachtingen, gevoelens onder woorden brengen over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.
- Kan in grote lijnen redenen en verklaringen geven voor eigen meningen, plannen en handelingen en kan een kort verhaal vertellen.
Kan informatie verzamelen om over een onderwerp uit zijn interessegebied een voorbereide presentatie te geven.
Kan vragen beantwoorden naar aanleiding van deze presentatie.
Leerlijn Vertellen en presenteren
Kinderen die regelmatig vertellen leren beter formuleren en presenteren. In de onderbouw vertellen kinderen in een grote of kleine kring over eigen ervaringen, een boek, een thema dat in de groep centraal staat of een eigen onderwerp. Zo oefenen ze de vaardigheden die nodig zijn bij het houden van een goede presentatie: je aan het onderwerp houden, iets uitleggen in je eigen woorden, rekening houden met wat anderen al van het onderwerp weten en vertellen volgens een opbouw.
Er zit een duidelijke opklimming van moeilijkheidsgraad in het soort presentatie. Vertellen begint met persoonlijke verhalen over iets dat kinderen zelf hebben meegemaakt. Daarna komt het navertellen van verhalen van anderen of voorgelezen verhalen. Een presentatie op basis van informatie en volgens een opbouw is moeilijker. Toch kunnen kinderen al heel enthousiast vertellen over onderwerpen die in hun belevingswereld liggen (huisdier, plek waar ze zijn geweest, baby’s, circus etc.).
Tussendoelen Vertellen en presenteren
De leerlingen:
- kunnen een verhaal navertellen
- kunnen een persoonlijk verhaal vertellen
- rapporteren over hun observaties of ontdekactiviteiten
- houden rekening met de luisteraars
- gaan in op reacties van luisteraars.
- Volledige tekst Leerlijn en tussendoelen (pdf, 483 Kb)
Vertellen en presenteren stimuleren in de praktijk
Verhalen vertellen
Stimuleer kinderen al op jonge leeftijd verhalen te vertellen. Maak een speciale vertelstoel of geef de spreker een vertelhoed.
Geef het goede voorbeeld en vertel eerst zelf een persoonlijk verhaal. Laat daarmee zien hoe een verhaal is opgebouwd. Na afloop kunnen kinderen reageren, vragen stellen en het verhaal reconstrueren, bijvoorbeeld door tekeningen van het verhaal in de juiste volgorde te leggen.
Vervolgens mogen kinderen om de beurt op een vast moment in de week een eigen verhaal vertellen. Dit kunnen ze doen aan de hand van voorwerpen of foto’s die ze van thuis hebben meegenomen. Besteed hierbij aandacht aan de keuze voor het onderwerp, de verhaalstructuur en de uitwerking van personen. Hoe gebeurde dat dan? Waarom deed hij/zij dat? Bouw het vertellen van verhalen langzaam op met kinderen die niet durven: eerst aan de leerkracht, dan in een klein groepje, later in de grote groep.
Presenteren
Veel kinderen vinden het moeilijk en spannend om een presentatie te houden. Daarom is het zinvol om al vanaf groep 1 te beginnen met mondelinge presentaties, hiervan een routine te maken en er een vaste plek voor in te richten. Denk samen met de kinderen na over wat ze kunnen presenteren, bijvoorbeeld over hun favoriete werkje, over spullen van de thematafel of over iets dat ze van thuis hebben meegenomen. Geef na de presentatie ruimte voor vragen en sluit de presentatie af met een applaus.