Reflectie op geschreven taal
Referentieniveau Lezen: Zakelijke teksten - Taakuitvoering begrijpen, interpreteren, evalueren, samenvatten
1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan de letterlijke betekenis van een tekst begrijpen.
Kan leesstrategieën hanteren: afhankelijk van het leesdoel bijvoorbeeld globaal of selectief lezen.
Kan informatie en meningen interpreteren, voor zover deze dicht bij de leerlingen staan.
Kan hoofdgedachte van een tekst weergeven.
Kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken.
Kan relaties leggen tussen tekstdelen (inleiding, kern, slot) en teksten.
Ordent informatie (bijv. m.b.v. signaalwoorden) voor een beter begrip.
Herkent beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik).
Kan relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen.
Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten.
+ Legt relaties tussen tekstuele informatie en meer algemene kennis.
Kan bedoeling van tekstdelen en/of specifieke formuleringen duiden.
Kan bedoeling van de schrijver verwoorden.
Leerlijn Reflectie op geschreven taal
Hoe vaardiger kinderen worden in lezen, hoe beter en sneller ze begrijpen dat niet alle teksten hetzelfde zijn. In de bovenbouw wordt lezen steeds functioneler en strategischer. Het streven is dat kinderen steeds zelfstandig leesstrategieën leren toepassen. Eerst reflecteren op de functie van de tekst en daar een strategie bij kiezen. Daarnaast reflecteren ze ook op het taalgebruik en de structuur van de taal (teksten, zinnen, woorden, alfabet en andere schriftcodes).
Tussendoelen Reflectie op geschreven taal
De leerlingen:
- kunnen wat betreft functie en structuur een onderscheid maken in tekstsoorten (o.a. informatief, directief)
- zijn in staat om verbuiging van naamwoorden en vervoeging van werkwoorden te interpreteren en toe te passen
- beheersen basale grammaticale begrippen, zoals onderwerp, gezegde en persoonsvorm
- maken het onderscheid tussen formeel en informeel gebruik van geschreven taal
- begrijpen dat de geschreven taalcode is gebaseerd op de standaardtaal.
- Volledige tekst Leerlijn en tussendoelen (pdf, 271 Kb)
Reflectie op geschreven taal stimuleren in de praktijk
Tekstsoorten vergelijken
Maak voor veel voorkomende teksten, zoals verhalende, informatieve en argumentatieve teksten een schema waarin de structuur van die tekst wordt weergegeven. Laat kinderen met dergelijke schema’s verschillende tekstsoorten vergelijken, zodat ze vertrouwd raken met de structuur van teksten. Door kinderen met uiteenlopende tekstsoorten te laten werken en daarop met hen te reflecteren, ontwikkelen ze een begrippenkader waarmee zij over geschreven taal kunnen denken en spreken.
Praten over boeken
Praat met de kinderen in een klein groepje over boeken, zodat alle kinderen in korte tijd aan het woord komen. Maak groepjes van vier kinderen. Elk kind heeft een boek voor zich waarin het de afgelopen 20 minuten gelezen heeft. Stel de kookwekker in op 2 minuten. Om de beurt vertellen de kinderen elkaar over het boek aan de hand van een aantal vooraf gestelde punten. Als de wekker gaat, is de volgende aan de beurt.