Begrijpend lezen
Referentieniveau Lezen: Fictieteksten - Algemene beschrijving, tekstkenmerken en taakuitvoering (begrijpen, interpreteren en evalueren)
1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan jeugdliteratuur met een eenvoudige structuur belevend lezen. Spannende of dramatische gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op.
Herkent basale structuurelementen, zoals wisselingen van tijd en plaats, rijm en versvorm.
Kan meeleven met een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.
Kan gedichten en verhaalfragmenten parafraseren of samenvatten.
Evalueert de tekst met emotieve argumenten.
Kan met medeleerlingen leeservaringen uitwisselen.
Kan interesse in bepaalde fictievormen aangeven
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
+ adolescentenliteratuur. De verhaalstructuur is helder, de spanning in de dramatische lijn wordt onderbroken door gedachten en beschrijvingen. Poëzie en liedjes hebben bij voorkeur een verhalende inhoud en emotionele lading.
+ Herkent het genre.
Herkent letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Kan situaties en verwikkelingen in de tekst beschrijven.
Kan het denken, voelen en handelen van personages beschrijven.
Kan de ontwikkeling van de hoofdpersoon beschrijven.
Kan de geschiedenis chronologisch navertellen.
+ Kan de tekst met realistische argumenten evalueren en persoonlijke reacties toelichten met voorbeelden uit de tekst.
Kan met medeleerlingen leeservaringen uitwisselen en kan de interesse in bepaalde genres of onderwerpen motiveren.
Leerlijn Begrijpend lezen
In de bovenbouw ligt bij fictieteksten de nadruk op het herkennen van structuur- en verhaalelementen uit een fictietekst. Een kind dat weet dat een verhaal volgens een bepaald patroon (situatieschets met plaats en personages en episode met doel hoofdpersoon, problemen en oplossing) is opgebouwd, profiteert van deze kennis als hij een verhaal leest, moet samenvatten of zijn waardering over het boek of verhaal moet geven.
Tussendoelen Begrijpend lezen
De leerlingen lezen minder eenvoudige teksten met begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit. Ze:
- zoeken, selecteren en verwerken op een doelbewuste en efficiënte manier informatie uit verschillende bronnen
- leiden betekenisrelaties tussen zinnen en alinea’s af en herkennen inconsistenties
- stellen zelf vragen tussen het lezen
- bepalen de hoofdgedachte van een tekst en maken een samenvatting
- herkennen de structuur van verschillende soorten teksten
- plannen, sturen, bewaken en controleren hun eigen leesgedrag
- beoordelen teksten op hun waarde.
- Volledige tekst Leerlijn en tussendoelen (pdf, 535 Kb)
Begrijpend lezen stimuleren in de praktijk
Discussie
Discussier met een kleine groep kinderen over de betekenis van verschillende alinea’s of delen van de tekst. De ene keer leidt de leerkracht het gesprek, de andere keer één van de kinderen. Tijdens het gesprek leren de kinderen de volgende vier leesstrategieën uit te voeren: vragen stellen, woorden of zinnen verduidelijken, samenvatten en voorspellen. Deze strategieën bevorderen het tekstbegrip en geven de lezer tegelijkertijd de mogelijkheid om dat begrip te controleren en te bewaken.
Hardop denkend voordoen
Doe hardop denkend voor hoe je een leesstrategie uitvoert. Hardop denken is niet hetzelfde als hardop praten of uitleggen. Stel impliciet of expliciet vragen aan uzelf en beantwoord die vragen ook zelf. Laat op die manier kinderen zien hoe je kunt zoeken, op welke manier je gegevens uit de tekst met elkaar combineert, hoe je eigen kennis over het onderwerp van de tekst inschakelt en hoe je oplossingen voor een bepaald probleem bedenkt. Door hardop denken wordt het proces van begrijpen zoveel mogelijk blootgelegd. Kinderen kunnen ook in kleine groepen hardop denkend lezen. Het uiteindelijke doel van hardop denkend lezen is dat de kinderen na verloop van tijd allerlei leesstrategieën flexibel en vrijwel automatisch hanteren.