Reflectie op geschreven taal
Referentieniveau
1F (minimumniveau eind groep 8)
Leestekens
Dubbele punt, punt, komma, puntkomma, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken.
Woordsoorten
Zelfstandig naamwoord, werkwoord (klankvast, klankveranderend (zwak, sterk)), bijvoeglijk naamwoord.
Tekstsoorten
Standpunt, argument, feit, mening, tekstsoort en gesprekvormen, paragraaf.
Woordsoorten
Woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsel, achtervoegsel, lettergreep.
Getal (meervoud/enkelvoud), tijd (tegenwoordig, verleden, voltooid, onvoltooid).
Verkleinwoord, verschijningsvormen werkwoord (stam, infinitief, bijvoeglijk naamwoord).
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
Leestekens
trema, accent
Tekstsoorten
Aanduidingen voor tekstsoorten en genres (ook: aanduidingen voor gespreksvormen), hoofdgedachte (van tekst), tekstthema
Metatalige vormen: Woorden, zinnen, en tekstfragmenten die informatie geven over de rest van de tekst (zoals signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve tekstelementen in inleiding, samenvattende zin aan slot).
Leerlijn Reflectie op geschreven taal
Hoe vaardiger kinderen zijn in lezen en schrijven, hoe meer ze gaan reflecteren op geschreven taal. Door te reflecteren op geschreven taal, leren ze ook de begrippen te gebruiken die je nodig hebt om over taal te praten. In de middenbouw ontdekken ze op tekstniveau dat verschillende soorten teksten een specifieke opbouw hebben. Ook leren ze inzien hoe een tekst ‘van groot naar klein’ in elkaar zit: teksten bestaan uit zinnen, zinnen uit woorden, woorden uit grafemen (lettertekens). Ze weten waar de ene zin begint en de andere ophoudt. Ze begrijpen dat het bij de woorden in een zin als: Het oude paard slaapt om verschillende woordsoorten gaat.
Tussendoelen Reflectie op geschreven taal
De leerlingen:
- weten dat uiteenlopende tekstgenres verschillende functies hebben
- hebben zicht op de processen van schriftelijk taalgebruik
- maken onderscheid tussen woordsoorten
- kennen de afgrenzing van een zin
- kennen de globale structuur van verhalen en informatieve teksten.
- Volledige tekst Leerlijn en tussendoelen (pdf, 271 Kb)
Reflectie op geschreven taal stimuleren in de praktijk
Schema
Maak kinderen met eenvoudige schema’s vertrouwd met de structuur van verhalende, informatieve en argumentatieve teksten (reclames bijvoorbeeld). Hierdoor kunnen kinderen teksten makkelijker begrijpen en produceren. Maak voor elke tekstsoort een schema waarin de structuur van die tekst wordt weergegeven. Laat kinderen zelfgeschreven teksten vergelijken met het schema. Of laat kinderen elkaars teksten vergelijken aan de hand van het schema. Op deze manier ontwikkelen kinderen een begrippenkader waarmee zij over geschreven taal kunnen denken en spreken.