Reflectie op taal
Referentieniveau Mondelinge taalvaardigheid: Spreken - Algemene beschrijving
Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school.
Kan redelijk vloeiend en helder ervaringen, gebeurtenissen, meningen, verwachtingen, gevoelens onder woorden brengen over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.
Leerlijn Reflectie op taal
Bij reflectie op taal gaat het niet om de inhoud, maar om de grammaticale vorm van teksten, verhalen, zinnen, woorden en klanken. Je bewust zijn van de vorm van taal beïnvloedt de spreekvaardigheid positief.
In de bovenbouw kunnen kinderen taalregels en -principes zelfstandig doorgronden en verwoorden, bijvoorbeeld: ‘dit’ en ‘dat’ horen bij zelfstandige naamwoorden met ‘het’. ‘Deze’ en ‘die’ bij woorden met ‘de’.
Kinderen gaan gezegdes en spreekwoorden vaker gebruiken, kunnen woordsoorten benoemen (lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord) en eenvoudige zinnen ontleden (onderwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, gezegde). Ook kunnen ze gedichten analyseren op vormkenmerken (o.a. begin- en eindrijm), zelf gedichten schrijven en deze met expressie voordragen.
Tussendoelen Reflectie op taal
De leerlingen:
- kunnen gezegdes en spreekwoorden begrijpen en toepassen
- reflecteren op zinsbouw en zinsconstructie
- analyseren gedichten
- kunnen zelf gedichten maken
- zijn in staat expressieve taalvormen te declameren.
- Volledige tekst Leerlijn en tussendoelen (pdf, 292 Kb)
Reflectie op taal stimuleren in de praktijk
Presentaties en verhalen nabespreken
Reflecteer in de nabespreking van een verhaal of presentatie op taal. Dit kan gaan over taalgebruik in de presentatie, bijvoorbeeld herhaaldelijk de woorden ‘en toen’ gebruiken. Laat kinderen op zoek gaan naar alternatieven voor deze woorden en deze gebruiken in een volgende presentatie. Bespreek ook de opbouw van een verhaal na: zaten er een duidelijke inleiding, kern en slot in de presentatie? En hoe zat het met de verstaanbaarheid (variatie in toon, articulatie, publiek aankijken)?
Podcast
Geef kinderen de opdracht om in groepjes een podcast te maken. Met podcasting kun je audiobestanden (MP3) met discussies, radioshows, muziekprogramma’s enzovoorts beschikbaar stellen via internet.
Laat de kinderen in kleine groepjes verschillende tekstsoorten bewerken tot een podcast: een interview, een informatief nieuwsbericht, een discussie en een reclame. Reflecteer met de kinderen op de verschillende teksten nadat elke groepje hun podcast heeft voorbereid. Wat is kenmerkend voor deze tekst? Wat voor soort zinnen worden hier gebruikt? Hoe is de opbouw van de tekst?