Begrippen
Kinderen moeten in taalonderwijs basisbegrippen kennen om het onderwijs in schrijven, lezen en mondelinge taalvaardigheid te kunnen volgen. Het gaat hierbij om woorden die te maken hebben met de structuur van woorden en zinnen, grammatica, betekenis van taal, opmaak en betekenis van tekst en klanken. Voorbeeldbegrippen zijn punt, klinker, medeklinker, woord, zelfstandig naamwoord, lettergreep, voorzetsel, feit, letterlijk, spreekwoord, verkleinwoord, hoofdletter, klank en klemtoon.
Referentieniveaus – niveaubeschrijvingen begrippen taal
1F (minimumniveau eind groep 8)
Leestekens
Dubbele punt, punt, komma, puntkomma, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken.
Woordsoorten
Zelfstandig naamwoord, werkwoord (klankvast, klankveranderend (zwak, sterk)), bijvoeglijk naamwoord.
Grammaticale kennis
Onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm.
Tekstkennis
Standpunt, argument, feit, mening, tekstsoort en gesprekvormen, paragraaf.
Stilistiek en semantiek
Betekenis, symbool, synoniem, context, letterlijk, figuurlijk, uitdrukking, spreekwoord, gezegde, moedertaal, tweede taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig, formeel en informeel taalgebruik, leenwoord.
Morfologie
Woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsel, achtervoegsel, lettergreep. Getal (meervoud/enkelvoud), tijd (tegenwoordig, verleden, voltooid, onvoltooid). Verkleinwoord, verschijningsvormen werkwoord (stam, infinitief, bijvoeglijk naamwoord).
Opmaak
Bladzijde, woord, zin, hoofdletter, uitspraak, titel, hoofdstuk, regel, lettertype, alinea, kopje.
Klanken
Articulatie, klemtoon, intonatie, spreekpauze.
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
Leestekens
trema, accent
Grammaticale kennis
Lijdende en bedrijvende vorm, vragende vorm.
Tekstkennis
Aanduidingen voor tekstsoorten en genres (ook: aanduidingen voor gespreksvormen), hoofdgedachte (van tekst), tekstthema
Metatalige vormen: Woorden, zinnen, en tekstfragmenten die informatie geven over de rest van de tekst (zoals signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve tekstelementen in inleiding, samenvattende zin aan slot).
Stilistiek en semantiek
homoniem, homofoon, vakjargon, stilistische adequaatheid (publiekgericht), presentatiekenmerken (van mondelinge en schriftelijke tekst).
Leerlijnen taal basisonderwijs: Geletterdheid
Groep 1-3 | Groep 4-5 | Groep 6-8 |
Boekoriëntatie | Lees- en schrijfmotivatie | Lees- en schrijfmotivatie |
Verhaalbegrip | Technisch lezen | Technisch lezen |
Functies van geschreven taal | Spelling en interpunctie | Spelling en interpunctie |
Relatie tussen gesproken en geschreven taal | Begrijpend lezen | Begrijpend lezen |
Taalbewustzijn | Strategisch schrijven | Strategisch schrijven |
Alfabetisch principe | Informatieverwerving | Informatieverwerving |
Functioneel schrijven en lezen | Leeswoordenschat | Leeswoordenschat |
Technisch lezen en schrijven, start en vervolg | Reflectie op geschreven taal | Reflectie op geschreven taal |
Begrijpend lezen en schrijven |