Taalgebruik
Referentieniveau Mondelinge taalvaardigheid: Spreken - Algemene beschrijving
Leerlijn Taalgebruik
Het vermogen van een kind om met taal uiting te geven aan wat het denkt, vindt of voelt is belangrijk voor zijn persoonlijke vorming. In de onderbouw is het belangrijk dat kinderen een positief zelfbeeld ontwikkelen als verteller. Ze moeten vrijuit durven vertellen in een groep en hun verhaal of verslag duidelijk leren overbrengen aan luisterende medeleerlingen. Daarvoor is het nodig dat ze hun taalvaardigheid ontwikkelen en uitbreiden. Daarbij gaat het niet alleen om woordenschat, maar ook om de presentatie (volume, duidelijke uitspraak, non-verbale ondersteuning). Kinderen leren het meest als er veel taalaanbod is in de klas, ze veel gelegenheid krijgen te vertellen en feedback ontvangen van leerkracht en medeleerlingen.
Tussendoelen Taalgebruik
De leerlingen:
- spreken vrijuit
- gebruiken taal doelgericht in reële contexten
- zijn in staat hun taalgebruik non-verbaal te ondersteunen
- zijn bereid volgens de geldende gespreksregels te communiceren
- hebben een positief zelfbeeld als spreker en luisteraar.
- Volledige tekst Leerlijn en tussendoelen (pdf, 672 Kb)
Taalgebruik stimuleren in de praktijk
Naspelen van een verhaal
Door verhalen na te spelen, krijgen kinderen niet alleen beter inzicht in de opbouw van verhalen, ze leren zichzelf ook beter uitdrukken. Stimuleer kinderen een voorgelezen verhaal na te spelen, bijvoorbeeld met materialen van de verteltafel of verkleedspullen. Help kinderen op weg door eerst een keer zelf mee te spelen of het verhaal nogmaals voor te lezen terwijl de kinderen het naspelen. Observeer tijdens het spel het taalgebruik van de kinderen.
Drama en taalspel
Dramatische expressie is een uitstekende manier om de taalvaardigheid van kinderen op creatieve wijze uit te breiden. Stimuleer kinderen om met een verkleedkist of poppenkast rollenspellen en improvisaties uit te voeren.
Ook in spelhoeken oefenen kinderen op speelse wijze hun communicatieve vaardigheden. Jonge kinderen spelen daar bijvoorbeeld 'winkeltje', ‘postkantoortje’ of 'conducteurtje'. Ze krijgen tijdens het spel feedback van anderen.
De spelervaringen worden gevarieerder en diepgaander als kinderen taal gebruiken om problemen op te lossen die zich tijdens het spel voordoen. Ze doen ervaring op met specifieke vormen van taalgebruik in bepaalde beroepen.