Informatieverwerving
Referentieniveau Lezen: Fictieteksten - taakuitvoering begrijpen
1F (minimumniveau eind groep 8)
Herkent basale structuurelementen, zoals wisselingen van tijd en plaats, rijm en versvorm.
Kan meeleven met een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.
Kan gedichten en verhaalfragmenten parafraseren of samenvatten.
+ Herkent het genre.
Herkent letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Kan situaties en verwikkelingen in de tekst beschrijven.
Kan het denken, voelen en handelen van personages beschrijven.
Kan de ontwikkeling van de hoofdpersoon beschrijven.
Kan de geschiedenis chronologisch navertellen
Leerlijn Informatieverwerving
Informatieverwerving is het snel en efficiënt opzoeken en verwerken van informatie om er vervolgens iets mee te doen. Kinderen zoeken informatiebronnen, halen eruit wat ze nodig hebben en verwerken de informatie, bijvoorbeeld voor een boekverslag of boekpresentatie. Daarin vertellen ze kort de inhoud van het boek en presenteren informatie over gegevens als de schrijver, zijn oeuvre, de illustrator. Ook geven ze in eigen woorden een beoordeling van het boek. Om zo’n presentatie te kunnen maken, moeten ze strategieën van informatieverwerving en –verwerking toepassen.
Tussendoelen Informatieverwerving
De leerlingen:
- kennen de betekenis en functie van verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet
- zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet
- zoeken in een openbare bibliotheek boeken of andere materialen op een efficiënte wijze op met behulp van een computer
- maken een schema, uittreksel of samenvatting van een informatieve tekst
- stellen zichzelf relevante vragen voor, tijdens en na het lezen van een tekst.
- Leerlijn_tussendoelen_informatieverwerving.pdf (pdf, 544 Kb)
Informatieverwerving stimuleren in de praktijk
Schema
Met een schema geef je visueel de belangrijkste relaties weer tussen de gedachten die in een tekst aan de orde komen. Het schema geeft de structuur van een tekst weer. Deze ordening van gedachten in een schema heeft een positief effect op het begrijpen en onthouden van informatie.
Spoor samen met de kinderen eerst de belangrijkste gedachten (begrippen of zinnen) in de tekst op. Schrijf vervolgens de relaties tussen deze gedachten op in het schema. Gebruik eventueel speciale computerprogramma’s, zoals ‘Inspiration’ voor het maken van schema’s. Doordat plaatjes en foto’s toegevoegd kunnen worden, zijn zulke programma’s heel aantrekkelijk voor kinderen.
Tekst herlezen
Door een tekst te herlezen, word je je steeds bewuster van de inhoud en van de structuur van de tekst. Doe hardop denkend voor hoe je bij een tweede lezing kunt achterhalen welke informatie van belang is. Benoem ook hoe de verschillende stukjes informatie met elkaar samenhangen.