Spelling en interpunctie

Referentieniveau Schrijven - Algemene beschrijving en taakuitvoering


1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan korte, eenvoudige teksten schrijven over alledaagse onderwerpen of over onderwerpen uit de leefwereld.


 

 

Beheerst de werkwoordspelling en de spelling van andere woordsoorten (zelfstandige naamwoorden, vorming meervoud, achtervoegsels, verkleinwoorden, bijvoeglijk naamwoord) zonder spellingsmoeilijkheid.

 

 

Beheerst de juiste toepassing van hoofdletters, punten, vraagtekens, uitroeptekens, aanhalingstekens en afbreekregels.

1S/2F (streefniveau eind groep 8)
+ Kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige lineaire opbouw over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.

 

+ Beheerst de werkwoordspelling (o.a. juiste toepassing –d, -t of –dt bij zwakke werkwoorden) en de spelling van andere woordsoorten met spellingsmoeilijkheid (o.a. apostrof, tussen –n of –s bij samengestelde woorden, verkleinwoord na open klinker).

 

+ Beheerst de juiste toepassing van hoofdletters bij eigennamen en directe rede.


Leerlijn Spelling en interpunctie

Het is belangrijk dat kinderen leren spelling en interpunctie correct te gebruiken. Deze vaardigheden zijn voorwaarden voor het functionele schrijven. Hoe beter zij deze vaardigheden beheersen, hoe meer tijd en aandacht ze kunnen besteden aan de inhoud en het formuleren van een tekst.
In groep 4 en 5 ligt het accent bij spelling op het op de juiste manier koppelen van grafemen (lettertekens als a, i, k maar ook ie, eu, ng) aan de fonemen (klanken). Er zijn minder grafemen dan fonemen, wat verklaart dat bijvoorbeeld de spelling van woorden als bank, mooi, neus of leeuw in het begin voor veel kinderen lastig is. Meervoud, verkleinwoorden, samengestelde woorden: de woorden worden steeds complexer. Wat interpunctie betreft leren ze hoofdletters, punten, vraag,-, uitroep- en aanhalingstekens juist toe te passen.

 

Tussendoelen Spelling en interpunctie

De leerlingen:

  1. zijn in staat klankzuivere woorden correct te spellen
  2. kennen de spelling van woorden met homofonen (wei-wij, rauw-rouw, lag-lach)
  3. passen de gelijkvormigheidsregel toe (hond-honden, kast-kastje)
  4. passen de analogieregel toe (hij zoekt, hij vindt)
  5. kunnen eenvoudige interpunctie duiden en toepassen: gebruik hoofdletters, punt, vraagteken en uitroepteken
  6. kunnen hun spelling- en interpunctiefouten onderkennen en corrigeren.

 

Spelling en interpunctie stimuleren in de praktijk

Redactietafel

Richt een speciale redactietafel in, waarop kinderen onder begeleiding eigen schrijfproducten kunnen corrigeren. Als kinderen toe zijn aan de laatste correctie, nemen ze plaats aan de redactietafel. Bekijk het werk samen met het kind en corrigeer- afhankelijk van het tekstdoel en het niveau van het kind- op spelling, leesbaarheid, zinsbouw en interpunctie. Schakel eventueel de hulp in van kinderen van hogere groepen. 

 

Woordlab

In een woordlab krijgen kinderen de opdracht om woorden te maken met een bepaald aantal gegeven letters. Kinderen krijgen bijvoorbeeld de letters s, t a en m met de vraag om in vijf minuten met die letters zoveel mogelijk woordjes op te schrijven, zoals stam, mast, sam, tam en mat. Breid het aantal letters geleidelijk uit. Bespreek de woorden die de kinderen hebben opgeschreven, klassikaal of in kleine groepjes. In het kader van samenwerkend leren kunnen de kinderen ook in groepjes woorden bedenken en opschrijven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Contact

Proclaimer

Colofon

Copyright EN. Alle rechten voorbehouden

 


© 2010 Expertisecentrum Nederlands

Toernooiveld 9

6525 ED Nijmegen

(Campus Radboud Universiteit Nijmegen)