Deelnemen aan gesprekken
Referentieniveau Mondelinge taalvaardigheid: Gesprekken - Algemene beschrijving
Kan eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen in het dagelijks leven en buiten school.
Kan in gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps)opleiding uiting geven aan persoonlijke meningen, kan informatie uitwisselen en gevoelens onder woorden brengen.
Leerlijn Deelnemen aan gesprekken
In de onderbouw leren kinderen deel te nemen aan gesprekken. In een kringgesprek, groepsgesprek of tweegesprek oefenen ze verschillende gespreksvaardigheden. Ze leren initiatief te nemen in een gesprek en ervaren zo dat ze daarmee het onderwerp en het gespreksverloop kunnen beïnvloeden.
Ook leren ze omgaan met beurten in een gesprek en wisselend de rol van luisteraar en spreker op zich te nemen. Als spreker oefenen ze met het verwoorden van hun gedachten en denkvragen, als dat nodig is met stimulans van de leerkracht.
Tot slot speelt ook het sociale aspect een rol: ze houden rekening met de andere deelnemers aan het gesprek en leren naar elkaar luisteren.
Tussendoelen Deelnemen aan gesprekken
De leerlingen:
- nemen actief deel aan gesprekken in kleine en grote groepen
- nemen initiatieven tijdens gesprekken
- verwoorden hun gedachten en denkvragen
- vervullen de rol van luisteraar en spreker
- waarderen elkaars ideeën en vallen elkaar niet in de rede.
- Volledige tekst Leerlijn en tussendoelen (pdf, 783 Kb)
Deelnemen aan gesprekken stimuleren in de praktijk
Interactie in de kleine kring
Interactie in de kleine kring is bij uitstek geschikt om het voeren van gesprekken te oefenen. Voer in een kleine heterogene groep van 4 of 5 kinderen een uitwisselingsgesprek. Laat bij voorkeur kinderen zelf een onderwerp inbrengen, bijvoorbeeld over het ziekenhuis omdat de oma van een kind daar ligt.
Stimuleer elk kind ideeën in te brengen en te reageren op een ander. Breng concrete materialen in om het gesprek te ondersteunen. Alle deelnemers aan het gesprek zijn gelijkwaardig: kinderen hoeven niet hun vinger op te steken, ze zijn immers in gesprek met elkaar. Neem zelf niet de controle over het gesprek maar volg de gedachtegang van de kinderen.
Samen doordenken en praten
Stimuleer kinderen in gesprekken complexe taalfuncties te gebruiken, zoals ordenen, vergelijken, redeneren en argumenteren. Voer een gesprek in de kleine kring, ga in op de bedoelingen van het kind en vraag door om meer duidelijkheid te krijgen. Onderhandel met het kind over de betekenis, waardoor het kind nieuwe taalkennis en taalvaardigheden opdoet.
Let erop dat alle kinderen gelegenheid krijgen hun gedachten te verwoorden. Ook jongste kleuters kunnen op hun niveau al over ingewikkelde zaken nadenken en praten. Kies een onderwerp dat niet direct aanwezig is, bijvoorbeeld het groeien van bloembollen.