Functies van geschreven taal
Referentieniveau - Niveaubeschrijving spelling
1F (minimumniveau eind groep 8)
Beheerst de alfabetische spelling (spellen van klankzuivere woorden als haar, teen, boom).
Beheerst de orthografische spelling (o.a. woorden met ng, nk, sch, ch(t), aai, ooi, ieuw, eeuw, uw, de ë in ië of ieë.)
Beheerst de morfologische spelling (o.a. verkleinwoorden, meervoudsvormen, woorden met achtervoegsels als –ig, -lijk, -tie, -heid, -teit, -tijd,
-isch), bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (verbrede straten).
Beheerst werkwoordspelling waarvan een deel zuiver morfologisch is (morfologische spelling op syntactische basis): zoals tegenwoordige tijd meervoud (lopen, raden), verleden tijd van werkwoorden met stam (bakte(n)) of –d (antwoordde(n)), hele werkwoord
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
+ Beheerst de spelling van moeilijke gevallen:
1 meervoud –s na klinker (cafés, cavia’s)
2 verkleinwoord na open klinker (parapluutje)
3 ’s in ’s ochtends
4 –en in stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (houten)
5 meervoud –n bij zelfstandig gebruikte verwijzing (allen vs. alle)
6 wel/niet –n in samengestelde woorden
+ Beheerst de moeilijke gevallen in de spelling van de persoonsvorm:
1 tegenwoordige tijd: stam op –d enkelvoud (ik word, hij wordt)
2 tegenwoordige tijd: klankvaste of zwakke werkwoorden enkelvoud (ik leef, hij leeft)
3 verleden tijd: klankvaste of zwakke werkwoorden met stam op –d of –t (redden, pitten)
+ Beheerst de spelling van spelambigue woorden (mauwen, mouwen).
Leerlijn Functies van geschreven taal
De schrijfontwikkeling van een jong kind verloopt van tekenen, krabbels, abstracte tekens, één of een paar letters voor een woord naar klanken vertalen in letters. Om in groep 3 een goede start te maken met technisch schrijven en leren spellen is het van belang dat kinderen in de onderbouw de functies van geschreven taal leren kennen. Door een lijstje te maken kun je bijvoorbeeld iets onthouden en met een brief kun je iemand iets vertellen. Ook gaan ze inzien dat wat je hoort, je ook kunt zien door het op te schrijven of voor te lezen.
In speelhoeken over postkantoor, restaurant of winkel en in een schrijfhoek ontdekken ze deze functies. Door zelf lijstjes, briefjes en kaartjes te schrijven, typen of stempelen oefenen ze spelenderwijs het omzetten van klanken in tekens.
Tussendoelen Functies van geschreven taal
De leerlingen:
- weten dat geschreven taalproducten zoals briefjes, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben
- weten dat symbolen zoals logo’s en pictogrammen verwijzen naar taalhandelingen
- zijn zich bewust van het permanente karakter van geschreven taal
- weten dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie
- weten wanneer er sprake is van de taalhandelingen ‘lezen’ en ‘schrijven’. Ze kennen het onderscheid tussen ‘lezen’ en ‘schrijven’.
- Volledige tekst Leerlijn en tussendoelen (pdf, 434 Kb)
Functies van geschreven taal stimuleren in de praktijk
Betekenisvolle schrijfactiviteiten
Grijp gebeurtenissen in de klas of thuis aan om functionele, betekenisvolle schrijfactiviteiten uit te voeren. Is er bijvoorbeeld bij een kind thuis een baby geboren, schrijf dan samen een felicitatiekaart. Schrijf samen een brief aan de zieke juf of laat kinderen zelf de uitnodigingen voor ouders maken voor een tentoonstelling, voorstelling of inloop. Schrijf de ideeën van de kinderen op en/of
laat kinderen die willen zelf woordjes opschrijven.
Themahoek
Richt samen met de kinderen een themahoek in en bied hier zoveel mogelijk betekenisvolle schrijfactiviteiten aan. Kinderen kunnen bijvoorbeeld een menukaart schrijven in ‘het restaurant’, enveloppen schrijven in ‘het postkantoor’ of recepten uitschrijven in ‘de apotheek’. Zorg ervoor dat kinderen in deze hoek veel verschillende schrijfmaterialen tot hun beschikking hebben: stempels, stiften, pennen, potloden, magneetletters, typemachine, computer etc.